Aflevering 1: de oprichter en zijn dagboek
In aflevering 1 van De LGOG Podcast kunt u de oprichter van LGOG, Jos Habets, leren kennen, en leest hij u voor uit zijn eigen dagboek. De podcast aflevering is via deze link te vinden of klik onder op de balk.
Hieronder staan alle dagboekteksten die door Jos Habets worden voorgelezen in De Podcast (ingesproken door Henk Boersma). Zo kunt u ze zelf nog eens nalezen.
27 April 1853
Heden is Mgr. Belgrado, nuntius van den Paus in den Haag, hier aangekomen voormiddag ten 10 uren. Om 11 uren kwam men de professoren uit het seminarie roepen om den nieuwen bisschop in te voeren. Dit geschiedde seffens, en in de grote stilte. Geene 10 menschen waren in de kerk; de klokken werden niet geluid; en geene priesters waren tegenwoordig buiten den deken, de kapelaans, de professoren van het seminarie en die des collegies. Noch zang, noch muziek was er. Toen de stad van deze gebeurtenis hoorde was men gansch verslagen; want groote apparaat was gemaakt om onzen bisschop plechtig in te voeren. Men zegt dat het ook zoo stil en piano heeft afgelopen bij de invoering der overige bischoppen; want dat zou de wil van Pius IX geweest zijn, omdat de protestanten zo woelen, en het liberaal ministerie Thorbecke gevallen is. De bisschop heeft den eed afgelegd in handen van Mgr. Belgrado en de bijzijnde priesters hebben als getuigen het proces verbaal getekend. En de Christoph kerk is kathedraal geworden.
De nuntius is des namiddags met de bisschop hier in het seminarie geweest. Mgr. Belgrado was een groote bezette en welgevleeschte man. Had wat edels in zijne trekken, grijs haar, groot kaal vorhoofd, kromme neus en een lang aangezicht. Hij heeft geen enkel woord aan de Theologanten gesproken ofschoon men hem eene aanspraak gedaan had en de hymne Pius IX Roma gezongen had. Bij het einde deze hymnes klapte zijn bedienden hevig in de handen, zeker als blijk van vaderlandsche herinnering op vreemden grond. Belgrado vertrok bij den avond naar Venlo.
28 april 1853
Des anderen daags hadden wij vrij, en konden s’namiddags uitgaan. Ik nam dit verlof gewaar om de burg Kessel te bezien en omstreken. Swalmen is een mooi dorp, St. Jan Nepomocenus staat op de brug die de Swalm dekt. De kerk is eenvoudig, heeft een altaar aan St. George gewijd. Verder ligt Beesel, een nietig dorp als in hei en woud begraven. De kerk is tamelijk gelukt. Tussen Swalmen en Beesel hebben wij eenen ouden toren ontdekt, van tiegelsteenen en kalk gebouw en gelegen bij de Swalm. Eene oude vrouw vertelde ons dat hij de oude borg heette, maar wist verder niets. De toren was rond en omtrent 30 voet hoog; scheen met schietgaten voorzien en scheen door geweld omver gehouwen of geschoten te zijn.
De oude lieden van deze streek dragen eenen ronde hoogen vilten hoed, eenen witten vlassen voorschot, eene korte broek van Manchester of tartei, en eene korten buis; blauwe kielen doch kort met blauwen voorschoot is meer de dragt der jongelieden. De vrouwen dragen maaskante mutsen zonder lint, waarvan de beide zoomen als gordijnen hen over den rug afhangen; de bodem dier mutschen welke hen het halve hoofd bedekken is zeer groot. Verder dragen zij een katoenen of linnen voorschoot in alle kleuren, en een lang vrouwekleed met lijf en jupe eraan vast.
Onderweg zagen wij een arme heibewoner zich karig strooisel voor zijne kudde zoeken. Hij sneed met eene brede stompe zeis de kleine heiplanten af om die onder de koeien te strooien, want het stro is in die onvruchtbare stroken zeer raar. De bewoner van het onderland gelijkt meer op den os waarmee hij het land bebouwd. De bovenlander op het moedige paard.
Kessel is een mooi dorp; het heeft vroeger wallen gehad en heette stad. De muren zijn er van keistenen. Dit kasteel is door Caesar gebouwd. Van hier ziet men Venlo, Tegelen, Velden, Belfelt, Roermond, etc.
3 mei 1853
Het was heden hemels weder, de natuur was zo lief, de hemel was zo helder en klaar en ik wilde de mooie natuur beschouwen uit hogere lucht. Wij beklommen s’namiddags den toren van St. Christophorus. Oh, hoe was daar het hart zo ligt. Wel is waar wanneer men van de ijzeren tralie af zwijmelend op den grond zag, wanneer men dacht dat met 70 ellen boven den grond wankelde, dan bekroop de vrees ons hart. Maar lieten wij dan onze blikken op de onregelmatige stad vallen, bezagen wij de kronkelende straten, de gele en bruine huisdaken, de mensen die als aardwormen over den grond kropen en de verre groente des velds doorzaaid met dorpen, bossen en kerktorens, dan zwelde het hard, dan zou de ziel willen het lichaam verlaten en over de wijde landstreek als een bleijde zwaluw rondvliegen met volle teugen den vreugde der mooie natuur inswelgen.
Daarbinnen in het enge ruim der coupolle vond ik honderden namen van mannen en vrouwen die mij allen vreemd waren, maar die allen gelijk ik uit nieuwsgierigheid gedreven zich in dat wilke hoge ruim wilden komen verlustigen. Hierna bezichten wij het casino aan geen zeide de Roerbrug. Het huis was aangenaam gelegen in de groene zoden van de Maas, en bood ons een gastvrije bierverkwikking aan.
15 juni 1853
Ik ben heden naar Hoorn geweest waar men eene oudheid gevonden heeft welke den aandacht der kenners ruimschots zal tot zich trekken. Dicht bij een ouden romeinse steenweg welke tongrae met Castellum Menapriorum verenigde, werkte een arbeider in eene zandgroeve gelegen tussen Hoorn en Beegden op enen heuvel en vond op de diepte van 13 voet een rood aarden bakje gelijkende op het waterbakje van een bloemenpot of op het kommetje van een koffietas; het stuk was uit rode aarde gebakken. De boer droeg het bakje naar huis en gebruikte het om zijne jonge kiekens uit te voederen.
Na drie dagen echter werd deze vondst door den boer bekend gemaakt en de brouwer Teeuwen ging op dezelfde plaats delven; na een dag werkens vond men eene grote lijkenkist van 4 voet lang en anderhalve breed, anderhalve hoog bestaande uit steen en verkalkt hout. Zij was bij de duizend pond zwaar en met een platten deksel gesloten. Bij het openen vond men assen, enige kleine beenderen, een rond gouden bolletje, enige stukken ijzer en een versteend lichaam van de lengte en dikte eens duims ‘t geen op een statuette geleek. Verder vond men om den zerk opeengestapeld 32 aarden potjes van ongelijke vorm en kleur. Als kleine kruiken, eetkommetjes, bakjes voor sacrificien en urnen voor de assen der afgestorvenen. Een van die potten had een krans met negen pauwen en drie adelaars. De zes potten waren met assen gevuld, maar de overige potjes waren ledig en het ene boven het andere langs de zerk geplaatst. De oudheden die goed behouden zijn, staan voor het publiek te zien open bij den heer Teeuwen te Hoorn.
20 oktober 1853
Den 20 oktober 1853 is de eerste spoorweg die Limburgse bodem doorklieft, te weten die van Maastricht op Aken, plechtig te Maastricht ingewijd. De afstand tussen de twee steden werd in een uur en 3 minuten afgelegd. Ongeveer 1.600 personen bezochten s’anderendaags met den pleziertrein van Maastricht het zo heerlijk gelegen dorp Valkenburg. De drukte was zo groot dat de herbergen en logementen aldaar niet toereikend waren om allen te ontvangen.