Jo Nabben en haar late Bijbelse romans
Adri Gorissen, december 2019
Jo Nabben (Blerick 1911-1988) geloofde dat ze als schrijfster de plicht had haar lezers gelukkig te maken en dichter bij God te brengen. ‘Niet door op elke bladzijde Zijn naam te noemen, maar enkel door hun Zijn voortdurende werkzaamheid in alle dingen die er zijn en gebeuren, te doen voelen’, zei ze daar zelf over.
Ze deed die uitspraak in waarschijnlijk het enige interview dat ze ooit gaf, ik heb althans geen ander kunnen vinden. Het vraaggesprek werd in 1961 afgenomen door een onbekende journalist voor Naast Nieuws, de Paasbijlage bij Nieuws, een uitgave van de Staatsmijnen in Limburg. De auteur beschrijft de indruk die ze op hem maakt:
‘Wat u zich ook van een schrijfster voorstelt, wij weten wel zeker, dat uw voorstelling van Jo Nabben in het geheel niet opgaat. Zij is een charmante vrouw, niet groot, gitzwarte haren en ogen van antraciet. Zij kleedt zich met smaak en omringt zich met gezelligheid. Maar het is vooral haar manier van een gesprek voeren, waardoor zij afwijkt van het beeld, dat wij geneigd zijn ons van een schrijfster te vormen. Zij spreekt namelijk bijzonder weinig. Zij is op luisteren ingesteld.’
Een van de weinige dingen die Jo Nabben over zichzelf loslaat is: ‘Ik heb nooit onrecht kunnen verdragen. Ik heb altijd partij gekozen voor hen die onderliggen, voor hen die het ’t hardst te verduren hebben’. De journalist maakt dan een bruggetje naar haar werk: ‘De boeken die ze geschreven heeft, gaan ook altijd de sporen van het onrecht na. Ze vertellen over mensen in een nederige positie, mensen van het tweede plan, die in hun eenvoud groot zijn, die verdrukt zijn, maar geestelijk sterk.’
Jo Nabben was al vroeg begonnen met schrijven. Als 15-jarige stuurde ze het manuscript van haar meisjesboek Het einde van Lo’s bakvischtijd naar de bekende jeugdboekenuitgever Gebr. Kluitman, die het nog hetzelfde jaar uitgaf. Daarna volgden nog negen meisjesboeken en een aantal toneelstukken. Haar werk werd gretig gelezen en verkocht goed, maar de Tweede Wereldoorlog zou een omslag brengen. Haar voornaamste inspiratiebron werd de Bijbel. In de laatste jaren van haar literaire loopbaan schreef ze een aantal heiligenlevens. Daarin was ze niet erg kritisch, het waren hagiografieën waarin de hoofdpersonen om het maar eens passend te zeggen de hemel in werden geschreven.
Bijbelse romans
Jo Nabben begon haar religieus geïnspireerde romans te publiceren in een tijd waarin iedereen snakte naar vernieuwing, waarin de eerste nihilistische romans verschenen en het schrijven om engagement draaide. Nabben schreef geen boeken over maatschappelijk onrecht of een leven aan de zelfkant, maar Bijbelse romans, een keuze die voortvloeide uit haar plicht ‘de lezers dichter bij God te brengen’. De eerste van die romans, De overspelige vrouw (herdrukt als Rachel) schreef ze tijdens de oorlogsjaren en publiceerde ze in 1948. Elf jaar later volgde Hagar en in 1967 verscheen Izebel en de ongelovigen.
De overspelige vrouw speelt in de tijd van Jezus van Nazareth en de hem bestrijdende behoudende joodse rabbi’s, met op de achtergrond de Romeinse bezetting van Palestina. De jonge vrouw Rachel wordt uitgehuwelijkt aan rabbi Dathan, maar blijft van haar oude buurjongen houden. Als het overspel wordt ontdekt, wordt Rachel voor Jezus geleid, die een oordeel over haar moet vellen. Hij spreekt dan de bekende woorden: ‘Wie van u zonder zonde is, werpe de eerste steen’.
Voor de twee volgende romans haalde Nabben de thema’s uit het Oude Testament. De hoofdpersoon in Hagar is de bijvrouw van Abraham. Zijn echte vrouw Sara kan hem geen kinderen schenken, dat is aan Hagar. Als ze van Ismaël bevalt, betekent dat ruzie met Sara. Een strijd die feller wordt als Sara op hoge leeftijd toch nog zelf een zoon krijgt, Izaak.
Een conflict staat ook centraal in Izebel en de ongelovigen. Het is het verhaal van de joodse koning Achab die trouwt met de Tyrische prinses Izebel. Die laatste wil de joden ertoe bewegen de Tyrische goden te aanbidden. Dat lukt totdat de profeet Elias ingrijpt. Hij voorspelt dat het pas weer gaat regenen als de joodse god Jahweh in ere wordt hersteld. Na een lange droogteperiode weten Elias en Achab samen Izebels streven voorgoed te dwarsbomen.
Een fragment uit Hagar waarin een heidens offerfeest wordt beschreven:
Heviger bonzen de trommen. Heftiger bewegen armen en benen. Een altijd eendere en altijd snellere kadans. Heel de menigte schokt mee in dit ritme. Sneller. En opnieuw sneller. Hijgend jagen de fluitjes. De priesterhelpers dansen met stampende hakken. Het is of de zonnegloeiing, die zonneteistering, gaat meetrillen. Woest en boosaardig. Of de gouddoorschenen warmtemisten over de verre heuvels vreemd meesidderen. En nog hitsen de fluiten het ritme op. Bonzend, bonzend, bonzend dokkeren de trommen. Bij de half naakte ijveraars zijn er die zich ontzind in de eigen armen bijten. Met scherpen voorwerpen kerven in eigen vlees. Opdat de Ba’al regen zal schenken voor vergoten bloed.
Lievelingsboek
Jo Nabben groeide op in een diepgelovig katholiek gezin. Haar vader was schoenmaker en had een zaak aan huis in de Pontanusstraat in hartje Blerick. Ze had twee broers en drie zussen. Volgens familieleden leefde het gezin geïsoleerd en waren de zussen, in tegenstelling tot de schrijfster, gesloten en enigszins wereldvreemd. De kerk speelde een belangrijke rol thuis. Ze trouwde pas op 55-jarige leeftijd en keerde al na vier jaar, in 1970, terug in het ouderlijk huis na de dood van haar echtgenoot bij een verkeersongeluk. Vanaf dat moment hield ze zich vooral bezig met de verzorging van haar ernstig gehandicapte zus An.
De anonieme interviewer van Naast Nieuws beschrijft hoe Jo Nabben de Bijbel steeds weer leest en herleest. Het is haar lievelingsboek. Met zijn sobere en krachtige taal vormt hij een onuitputtelijke bron van inspiratie. Ze tracht zich een voorstelling te maken van de wereld waarin de kleine en grote Bijbelse figuren geleefd hebben. Steeds weer kiest ze de kant van de underdog, laat haar fantasie de vrije loop en zet de bijbelverhalen naar haar hand.
Het is duidelijk dat ze veel research voor haar boeken verrichtte, ze stelde zich bijvoorbeeld diepgaand op de hoogte van de archeologische onderzoeken in Klein-Azië. Met schijnbaar achteloos gemak strooide ze met details over het landschap, over gebruiken, over kleren, over voedsel en over de religie met centraal de ene god van joden en christenen. Dat deed ze subtiel, het Bijbelse gegeven werd verpakt in een avonturenverhaal, met daarin alles wat je van het genre mocht verwachten: meeslepende liefde, jaloezie, verraad, moord en doodslag. De meisjesboekenschrijfster wist hoe ze een spannend boek moest schrijven.'
‘Grootse allure’
De reacties op Nabbens Bijbelse romans waren verdeeld. In de Limburgse pers werd ze bejubeld, vooral door recensent en schrijver Paul Haimon. Hij noemde haar eersteling De overspelige vrouw in het Dagblad voor Noord-Limburg
‘een boek van grootse allure’ en stelde dat de roman de beste was van de katholieke Nederlandse letteren van het jaar 1948. Er werden echter ook kritische noten gekraakt. In Het Vrije Volk was een zekere M. Sybr. Koops weinig enthousiast over Izebel en de ongelovigen. ‘Zij verwerkte de stof op de wijze van een kind dat, volwassen geworden en begiftigd met verbeeldingskracht en woordenrijkdom, zich een afgerond geheel vormt van een moment uit het schoolse godsdienstonderwijs.’
Haimon was degene die in Jo Nabben de opvolgster zag van de veelgelezen katholieke Limburgse schrijfster Marie Koenen. Ook Koenen zelf zag dat zo. Toen Nabben haar een exemplaar van De overspelige vrouw toestuurde, schreef ze het fijn te vinden ‘een jonge Limburgse schrijfster te kunnen begroeten, die m’n taak gaat overnemen’.
Stil
Ondanks de over het algemeen lovende reacties en onder meer een tweede prijs bij de jaarlijkse strijd om de Mathias Kempprijs (de literaire prijs van de beide Limburgen) in 1960, brak Jo Nabben niet door en werd het na haar derde Bijbelse roman zo goed als stil rond haar schrijverschap. Volgens Paul Haimon kwam dat doordat lezers dachten dat een meisjesboekenschrijfster niet ook goede volwassen romans kon schrijven.
Maar er waren andere, belangrijkere redenen. De verzorging van haar gehandicapte zus liet haar slechts tijd over voor het schrijven van korte verhalen en bijdragen aan het rechts-katholieke maandblad Confrontatie, waarvan ze redactrice was. Ook schreef ze ingezonden brieven naar kranten en tijdschriften, waarin ze het behoudende beleid van de in 1972 aangetreden Limburgse bisschop Jo Gijsen verdedigde.
Daarnaast waren Nabbens werk en de onderwerpen ervan ingehaald door de tijd. Terwijl maatschappij en literatuur na de Tweede Wereldoorlog schreeuwden om vernieuwing, greep zij terug op het Interbellum. Het gistte en broeide in de jaren vijftig en zestig, de mensen keerden zich af van het geloof, maar zij zag het niet of wilde het niet zien. In diezelfde decennia verschenen de eerste boeken van nieuwlichters als Gerard Reve (De avonden, 1947), Harry Mulisch (Archibald Strohalm, 1952), Jan Wolkers (Kort Amerikaans, 1962). In Limburg waren schrijvers als Oscar Timmers (Landklimaat, 1957) en Ton van Reen (Geen oorlog, 1964) actief. Dergelijke literatuur was niet aan haar besteed. In feite was Jo Nabben als romanschrijfster te laat geboren.
Literatuur
- Adri Gorissen, ‘De plicht van Jo Nabben.’ In: Buun, cultuur-historisch kwartaalblad voor Venlo, Blerick en Tegelen, jrg. 6, nr. 1 (1998), p. 29-37
- Adri Gorissen, ‘Jo Nabben, schrijfster.’ In: 1001 Vrouwen in de 20ste eeuw, Nijmegen, 2018, p. 927-928
- Adri Gorissen, ‘Jo Nabben.’ In: Limburgs Literatuur Lexicon, Maastricht, 2007, p. 291
- Paul Haimon, ‘Een verrassende roman van een Blerickse schrijfster.’ In: Dagblad voor Noord-Limburg, 12 januari 1949
- Paul Haimon, ‘Schrijfster Jo Nabben overleden.’ In: Limburgs Dagblad, 4 mei 1988
- Dr. H.H. Knippenberg, ‘Letterkundigen in Limburg: Jo Nabben.’ In: De Bronk, jrg. 7, nr. 1 (1959), p. 26-28
- N.N., ‘Jo Nabben. De plicht om mensen gelukkig te maken.’ In: Naast Nieuws. Paasbijlage bij Nieuws, Staatsmijnen in Limburg, 1960
- M. Sybr. Koops, ‘Bijbels.’ In: Het Vrije Volk, 30 maart 1968
Hier vindt u alle literatuurportretten.