Jacques Schreurs in gesprek met Hendrik van Veldeke

Theo Schouw, maart 2024

Priester-dichter Jacques Schreurs (Sittard 1892 – Weert 1966) hield van Maastricht, meer nog dan van Amsterdam, waarvan hij in zijn bundel Spolia Mundi (1949) hoog opgeeft. Heimwee is nooit ver weg. Jordaan, Nieuwe Zijds, Amstel, prachtig, maar toch gaat er niets boven, schrijft hij, het planeetachtig droomlandschap Maastricht met zijn schaduwrijk Vrijthof, met zijn Jeker en Sint Servaas. En nergens ook klinkt de slag van vinken feller, slaken tortels dieper zuchten en juichen de krekels blijer. Amsterdam mag zijn Hooft en Bredero bezitten, Maastricht heeft zijn Hendrik van Veldeke (plm.1150-1190), de vroegst bekende dichter in het Nederlandse taalgebied. Zijn naam kent vele varianten: Heynrijck van Veldeken, Heinrich von Veldeke, Henric en Heinric van Veldeken en simpelweg Hendrik van Veldeke, zoals in dit verhaal.
Schreurs herkende zich in hem. Hij hield van Van Veldeke’s Minneliederen, goed rijmend, lekker allitererend, met fraaie natuurbeelden en vol reine, hoofse liefde. Zo schreef hij zelf ook. Hij voelde zich verwant aan deze dietse dichter, tevens schrijver van Sint Servaes, het eerste Nederlandse heiligenleven. Beiden Maaslanders van het woord, nietwaar. In zijn door Herman Strategier op muziek gezet epos Declamatorium Henric van Veldeken noemt Schreurs hem zelfs ‘broer’. Een broer die bloemen en vrouwen ‘schoon’ vond.

Maar de laatste niet zonder gevaren
Want ook jij hebt – en ’t is te verklaren –
Die zoete domheid bezuurd
Die de dichters de minne noemen;
Henric, voor vrouwen en bloemen
Houd’ een man zijn hart, zijn citadel
Met prikkeldraad ommuurd!

Een waarschuwing op basis van persoonlijke ervaringen?

Schreurs met Ursulinen
Schreurs met de Ursulinen van Venray, pensionaat Jerusalem (Regioarchief Sittard-Geleen)

Wat met ‘minne’, pure, hoofse liefde begint kan soms in lust verkeren en in bed eindigen. Schreurs is op zijn hoede. Hij heeft een reputatie hoog te houden. Dichtende priesters zaten al snel in het verdachtenhoekje. Vooralsnog zat híj goed. ‘Een talentvol geloovig schrijver kan soms meer zielen voor Christus winnen dan tien priesters’, hield pastoor Emile Ribbergh van Houthem-St.Gerlach zijn gehoor voor tijdens de Vierde Nederlandsche Katholiekendag, die van 28 tot 31 mei 1928 in Maastricht gehouden werd. Ribbergh sprak als voorzitter van de sectie literatuur. Vervolgens ging hij tekeer - en dat kón hij, wisten de lezers van streekblad De Geulbode - tegen ‘een storm van schandlectuur waarvan de strekking geen andere is dan de prikkeling van de laagste hartstochten in den mensch’. Gelukkig zag hij ook auteurs, onder wie Jacques Schreurs die hij met name noemde, die ‘brokstukken van zuivere katholieke kunst gegeven hebben’. Men leze de minibiografie die Fons Heijnens wijdde aan Ribbergh (1873-1940).

Het linkse gevaar
Schreurs had geen tijd voor congressen. Hij probeerde als pasbenoemd kapelaan in Overhoven-Sittard zielzorg en literatuur te combineren. In de ‘pastoorskrant’ De Tijd las hij het korte verslag waarin vooral aandacht werd besteed aan de woorden van de bisschop van Roermond Mgr. Schrijnen. Deze waarschuwde het op het Vrijthof verzamelde volk voor weer een andere prikkeling: het opkomend socialisme. ‘Limburg aan Christus, Leve Servaas’, riep hij.
Schreurs en Schrijnen zaten op verschillende golflengtes. Kapelaan Schreurs verweet in De jonge werkman, blad van de R.K. Jonge Werkliedenvereniging, hoge geestelijken en mijnwerkbazen de noden van woonwagenbewoners te negeren en arbeiders uit te buiten. Bisschop Schrijnen schreef daarover een boze brief aan Schreurs’ overste Gerard Baptist. Deze schaarde zich echter achter zijn jonge confrater: ‘Bij drie vierden van den arbeidenden stand is het vertrouwen in de geestelijkheid reeds totaal weg en Zuid-Limburg is goed op weg een tweede België te worden’. Tussen Schrijnen en Schreurs kwam het nooit meer goed.
Beter was de relatie tussen Schreurs en Schrijnens opvolger Mgr. Lemmens. Ze hadden veel gemeen. Lemmens hield van Maastricht, zijn ouders woonden er, hij adoreerde Maria, Schreurs grossierde in Mariagedichten, hij trok zich het lot van arbeiders en armen aan en verzette zich tegen het opkomend nationaalsocialisme. Schreurs’ gedicht ‘Mussert wint in Limburg niet’ paste in zijn strijd.

Mede op aansporing van Lemmens kreeg Schreurs in 1934 de opdracht om ter gelegenheid van de 1550e sterfdag van Sint Servaas het spel De heiligen ontwaken te schrijven. Het werd een op het Vrijthof opgevoerd spektakelstuk met 700 spelers. Door tienduizenden gezien. De Belgische krant Het Belang van Limburg vatte samen: ‘Katholieken verweren zich tegen egoïsten, kapitalisten, oproerkraaiers en sofisten. Een literair succes was het echter niet’. Recensenten lieten er weinig van heel. Het stadsbestuur had gehoopt dat het spel Maastricht aantrekkelijker zou maken. De stad was wat ingedut. Sterker: Maastricht leek te zijn ingehaald door de gemeente Susteren, waarvoor Schreurs het beter gewaardeerde Spel der heiligdomsvaart (1937) schreef.

Schreurs zou zich wat Maastricht betreft als dichter revancheren. En hoe. Hij kreeg in 1950 het verzoek een niet te omvangrijke, op muziek te zetten tekst te schrijven, waarin hij, Sint Servaas én Hendrik van Veldeke indachtig, de stad Maastricht alle eer aan zou doen. De katholieke kerkmusicus Herman Strategier (1912-1988) werd gevraagd te componeren. De KRO zou uitzenden. Om aan elkaar te wennen zette Strategier eerst vijf door Schreurs ‘vertaalde’ minneliederen van Veldeke op muziek.

Schreurs ging vervolgens te rade bij Marie Koenen, die in 1912 Veldekes Servaaslegende had ‘vertaald’. Hij besloot al snel de legende te laten voor wat zij was en zijn eigen weg te gaan. Letterlijk. Hij koos voor een nachtelijke wandeling door Maastricht na afloop van de feesten van Sint Servaas en liet zich inspireren door de fantastische stad en haar bewoners, in brons of steen, onder wie Hendrik van Veldeke, door Maastrichtenaren wankel op weg naar huis, slapend aan de bar of vrijend aan het water in een uiteindelijk verlaten stad.
Schreurs schrijft een zeer persoonlijk epos waarin hij in zijn ziel laat kijken. In de ziel van de dichter, van de priester, van de man die hij droomt te zijn. Zelden was hij zo open. Daarmee verraste hij vriend en vijand. Zichzelf misschien nog wel het meest.
Omdat Strategier ervoor koos het grootste deel van de teksten te laten zeggen in plaats van te laten zingen kreeg het 225 regels tellende epos de naam Declamatorium Henric van Veldeken. De oorspronkelijke tekst bevindt zich in het Archief de Domijnen in Sittard-Geleen, dat het grootste deel van Schreurs’ literaire nalatenschap beheert.

Strategier
Herman Strategier (foto Koos Schippers)

De liefde taboe
In het epos wandelt de priester-dichter, verkleed als Harlekijn ‘die we allen zijn’, door de in slaap gevallen stad Maastricht, ’s avonds laat, als de meeste feestgangers vertrokken zijn. Het wandelen wordt zwalken.

Alle schilden en uithangborden zijn moe,
Alle stoepen gevlekt met zwarte rozen;
Alle vlaggen zijn van hun stokken gevallen
En alle kleuren vervloeid in de grondeloze
Grijze ernst van de stad die slaapt.

Halfdronken en enigszins hallucinerend ziet hij meer dan er is: minnaressen, onwereldse vogels, bijbelse en mythologische figuren, zoals een naakt badende Betseba, de overspelige koning David, de Dido ontrouwe Aeneas en Lavinia: ‘wat hoofs begint hoeft niet hoofs te eindigen’. Hij hoort muziek van Bach ‘Mensch bewein dein Sünden grosz’, hij ziet in café In den Ouden Vogelstruys aan het Vrijthof een man slapend achter zijn oude klare.

Ook God is naar huis en ook de Heiligen
Wier doorluchtig gebeente wij met stichtelijk vertier
Weer voor een jaar hebben bijgezet.

Bij de fontein op het Vrijthof ontmoet Harlekijn Schreurs Sint Servaas (een beeld van Charles Vos, in 1992 verplaatst naar het Keizer Karelplein), en dan, op het pleintje tussen de Sint Jan en de Sint Servaas, staat hij oog in oog met Hendrik van Veldeke (eveneens een creatie van Charles Vos).

En buigt voor de man in het rozenbed
Tussen de torens
Zoals Vos hem daar heeft neergezet
Met een eekhoorntje op zijn schouder.

Hij begint een gesprek met zijn kunstbroeder. ‘Verwacht je de liefste vriendin en hoor je in de verte haar schreden?’, vraagt hij Hendrik. Als deze hem verzekert niet zonder vrouwen te kunnen, krijgt hij een waarschuwing van Harlekijn Schreurs, die zegt er al het zijne van te weten: ‘Verwacht van kaf geen brood’.
Hij beklaagt zich vervolgens tegenover Veldeke dat voor hem de liefde taboe is. Nog erger, ’t Kruis, de rietstok en de spons beletten hem vrolijk te zijn en verbieden hem het zoete leven te omvatten, bloemen te plukken, lief te hebben: ‘Lacy mij, ik kán het niet’. ‘Kom op’, zegt Veldeke, ‘pluk toch de bloem Nimmermeerverdriet. Druk haar aan uw hart tot de adem u ontvliedt…’
Het verhaal krijgt een dramatisch slot. In dit lied van schijn en wezen bekent Veldeke, die steeds zo hoog van vrouwen en minne opgeeft, ook zelf minder gelukkig in de liefde te zijn dan het lijkt. Hij is een zoekende, vol bijtende twijfel, vol wurgend gemompel. Hij is een man van gal, een zoon van de kwelling. Een dichter, een man van smarten. Zo worden Hendrik en Jacques kinderen van hetzelfde verdriet. Gekneusde broers.

Declamatorium
De eerste maten van de partituur (Uitgave Donemus Amsterdam)

Het declamatorium werd voor de eerste maal uitgevoerd op zaterdag 29 november 1952 door André Rieu sr. en het Maastrichts Stedelijk Orkest met mevrouw Willy Bril, Leo Ketelaars en Gabriël Beckers als declamatoren. Wouter Paap schreef in De Nieuwe Eeuw (6/12/1952): ‘De Maastrichtenaren, die in dit werk het wezen van hun stad herkenden, bejegenden de componist zeer hartelijk en zij rustten niet alvorens burgemeester Michiels van Kessenich ook de aanvankelijk tegenstribbelende dichter naar het podium had geleid, waar hij een ovatie in ontvangst had te nemen’. Schreurs wist dat hij daarmee de regel van zijn congregatie schond die hem wel vaker dwars zat: Ama nescire en pro nihilo reputari. Vrij vertaald: Streef ernaar om niet gekend te zijn en niet geprezen te worden.

Literatuur

Dr. G. A. van Es: Sint Servaeslegende. In Dutschen dichtede dit Heynrijck die van Veldeken was geboren. Naar het Leidse handschrift uitgegeven, Culemborg 1976.
Theo Schouw: Witte raaf onder zwarte kraaien. Jacques Schreurs (1893-1966): de laatste priester-dichter, Heerlen 2022.
Informatie over Herman Strategier: https://hermanstrategier.nl/

Meer literatuurportretten lezen? Klik dan hier.