André van Hasselt, onderwijsinspecteur en jeugdboekenschrijver

Hannie van Horen, juli 2023

In het literatuurportret ‘André van Hasselt - zijn Maastrichtse jaren’, berichtte Lou Spronck al uitvoerig over de beginjaren van deze in Maastricht geboren romantische en francofiele schrijver/dichter. In 1833 koos de 27-jarige Van Hasselt Brussel als domicilie omdat de staat van beleg, die sinds 1830 het leven in Maastricht bepaalde, hem benauwde en in zijn bewegingsvrijheid beperkte. Toen hij op voorspraak van Louis Alvin, een literaire vriend en latere biograaf, een betrekking kon krijgen in Brussel, greep hij die kans met beide handen aan en maakte zo een lang gekoesterde droom waar: leven in het bloeiende culturele centrum dat Brussel was. Hij zou er blijven tot aan zijn overlijden in 1874.
André van Hasselt wordt beschouwd als een van de belangrijkste Franstalige dichters van de jonge Belgische staat. De uit Stein afkomstige priester-biograaf J. Blonden schreef in 1932 in zijn bijdrage over de dichter in het Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek: ‘Men roemt hem nog als den besten belgischen dichter in de fransche taal vóór de renaissance van 1880’.
Met die ‘renaissance’ van de Tachtigers was het literaire klimaat veranderd. Van Hasselt werd na zijn dood onderwerp van een ideologische strijd: geannexeerd als het vlaggeschip van het behoudende deel van de natie en van de francofielen, kop van jut van nieuwlichters en Vlaamsgezinden.
In het nu volgende portret zal de nadruk liggen op Van Hasselts activiteiten als overheidsdienaar en in het verlengde daarvan als schrijver/vertaler van jeugdboeken.

André van Hasselt kreeg in 1833 een aanstelling aan de Bibliotheek van de hertogen van Bourgondië (de latere Koninklijke Bibliotheek), daarmee kon hij in zijn levensonderhoud voorzien. In 1842 werd hij benoemd tot provinciaal inspecteur van het lager onderwijs in Antwerpen. Twee jaar later volgde een benoeming tot bijzonder inspecteur van de normaalscholen, niet veel later aangevuld met het toezicht op de (veelal Franstalige) leerboeken en methodes.

Paleis van Karel van Lotharingen, waar in de tijd van Van Hasselt de bibliotheek lag

Het spreekt voor zich dat de invulling van deze taken het nodige gevraagd heeft van Van Hasselt. Niet alleen zagen in zijn Belgische jaren vele literaire werken - proza en poëzie - het licht, maar ook heeft hij in het kader van zijn betrokkenheid bij het onderwijs ook in praktische zin bijgedragen aan de ontwikkeling van lesmethodes en de beschikbaarheid van boeken voor de jeugd. Dat zijn aandacht vooral uitging naar Franstalige boeken zal hem door de voorstanders van het gebruik van de Nederlandse taal in de scholen waarschijnlijk niet in dank afgenomen zijn.

De inspecteur

Van Hasselts benoeming tot inspecteur in 1842 kwam op een moment van reuring binnen het lager onderwijs, dat voor het eerst onder verantwoordelijkheid van de Staat kwam. De nieuwe schoolwet van 1842 verplichtte elke gemeente om een gemeentelijke school te openen die onderworpen was aan een minimumprogramma en aan inspectie. De lessen moesten in principe door gediplomeerde onderwijzers gegeven worden. Als gevolg van deze vernieuwingen was de taak van Van Hasselt veelomvattend: niet alleen moest hij toezien op de aanwezigheid en het onderhoud van een schoolgebouw, inclusief de aanschaf van meubilair en leermiddelen, maar ook de bewaking van de kwaliteit van het gegeven onderwijs viel onder zijn verantwoordelijkheid. In de praktijk betekende dat regelmatig afreizen naar de regio en ter plekke de stand van zaken inspecteren.

Afgaande op de karakteriseringen die Louis Alvin van hem geeft in zijn biografie André van Hasselt, sa vie et ses travaux (Brussel 1877) zouden we kunnen concluderen dat hij zijn taken als inspecteur met grote zorgvuldigheid uitvoerde en dat hij zich ervoor inspande het onderwijs in België te laten profiteren van vernieuwingen waarmee hij in het buitenland kennis had gemaakt. We lezen in het hoofdstuk ‘De functionaris’:

‘Afgaande op de hoeveelheid literaire producten zou men geneigd zijn Van Hasselt te scharen onder die functionarissen die de publieke dienst verwaarlozen om zich volledig aan de literatuur te wijden. Dat zou een vergissing zijn, want niemand heeft zich gewetensvoller gewijd aan de uitvoering van al zijn plichten dan Van Hasselt.’

Daar was echter niet iedereen het mee eens. In een ingezonden stuk in de Vlaamsgezinde krant Het Volksbelang van 12 december 1874 ergerde de briefschrijver zich dusdanig aan de vele postume loftuitingen aan het adres van de voormalige inspecteur der Normaalscholen, dat hij als volgt reageerde:

‘Slechts één dagblad maakte een uitzondering [op de bewieroking, HvH] en noemde hem ‘een onbevoegd man’, daar hij in het samenstellen van den cataloog der werken, die als bibliotheek ten gebruike der leerlingen van iedere Normaalschool moesten dienen, op 250 nummers slechts 32 Nederlandsche boeken aanteekende. Wij zullen er bijvoegen dat de heer Van Hasselt als opzichter der Normaalscholen al bitter weinig heeft uitgericht. De Normaalscholen inspecteerde hij nooit (…) en zelfs is er eene school waar hij, inspecteur, in geen tien jaar den voet heeft gesteld.’

In Het Volksbelang van een week later doet dezelfde schrijver er nog een schepje bovenop en trekt hij ook Van Hasselts literaire kwaliteiten in twijfel door erop te wijzen ‘dat de Inspecteur der Normaalscholen reeds uitgekleed is door den hoogleeraar Borremans in zijne Observations philologiques et critiques sur le texte du roman de Cléomadès, publié par M.A. van Hasselt, waar de geleerde professor, met de hem eigene sarcasmen, onzen Opzichter als een vermiezeld mannetje het kamp der philologie uitjaagt’.

Als inspecteur van het onderwijs maakte Van Hasselt enkele reizen naar het buitenland. In 1869 vergezelde hij de hertog de Beaufort-Spontin, telg uit een beroemd Oostenrijks adellijk geslacht, op een reis langs enkele belangrijke hoofdsteden in de Duitse vorstendommen. Hij had aanbevelingsbrieven bij zich voor Belgische diplomaten aldaar, die hem in staat moesten stellen kennis te nemen van de situatie in het lager onderwijs.

In 1862 bezocht hij de wereldtentoonstelling in Londen. Ook hier bestudeerde hij de afdeling die zich met het lager onderwijs bezighield en bracht er rapport over uit, met als doel de verworvenheden op dat gebied in Engeland en andere landen van nut te laten zijn voor België.

De jeugdboekenschrijver

Ook als schrijver maakte Van Hasselt zich sterk voor de Belgische jeugd. Hij vertaalde zo’n veertig veelal Duitstalige boeken in het Frans onder het pseudoniem Alfred d’Aveline, dat hij alleen gebruikte voor zijn Franstalige jeugdboeken. Ze verschenen in series als: Trésor moral du jeune âge (Zedelijke schat der jonge jaren), Récits du coin du feu (Vertellingen bij het haardvuur), Le coffret aux belles histoires (Het kistje met schone verhalen) en La valise du conteur (De koffer van de verteller). Onder zijn eigen naam verscheen Le diamant à trois facettes (De diamand met drie facetten). Onder het pseudoniem Charles-André verschenen Écrin de paraboles (Juwelenkistje met fabels), ontleend aan Duitse schrijvers, en 190 Contes pour les enfants (190 vertellingen voor kinderen), naar de sprookjes van Christoph von Schmid.

Een zoektocht naar Van Hasselts Nederlandstalige jeugdboeken levert één resultaat op, plus een vertaling in het Nederlands van een Franstalig werk. Onder zijn eigen naam verscheen in 1845 Het dorp der goudmakers, de ondertitel luidt: ‘een leerryk en vermakelyk volksboek vry omgewerkt naer het Hoogduitsch van Hendrik Zschokke’, uitgegeven in Antwerpen door J.E. Buschmann, bekend om zijn kunstboeken en daarbij de eerste grote uitgever van de ontwakende Vlaamse Beweging. In 1859 publiceerde Van Hasselt het boek ook in het Frans als Le village des alchimistes, onder zijn pseudoniem Alfred d’Aveline, bij Imprimerie Casterman in Tournai (Doornik).

In 1862 verscheen van de hand d’Aveline Les contrebandiers du Val des trois hêtres, een vertaling uit het Duits van Frans Hoffmann, auteur van moreel-religieuze jeugdboeken. In 1908 werd het boek in het Nederlands vertaald door een zekere Ant. Spier als De smokkelaars uit het dal ‘De Drie Beuken’, uitgegeven door de rooms-katholieke boekhandel annex uitgeverij F.H.J. Bekker te Amsterdam.

Gedichten en liedjes voor kinderen

We treffen de pedagogische dichter André van Hasselt aan in diverse lesmethodes, leesboeken voor scholen en uitgaven ten behoeve van het muziekonderwijs. Zo bevat de Franstalige lesmethode Leçons élémentaires et pratiques de langue flamande (1868) het gedicht 'Drie kinders in het woud'. Hieruit een fragment:

Daar bleven eens drie kinders staan,
In plaats van naar de school te gaan;
Zij peinsden dit, zij peinsden dat,
En stonden zoo op 't eenzaam pad

Toen spraken zij met licht gemoed:
‘Mijn God, waarvoor zijn scholen goed!
Het leeren is vervelend naar,
En boeken zijn, als lood, zoo zwaar

De dieren zijn in 't bosch zoo vrij,
Ja, veel gelukkiger dan wij.
Zij spelen, zonder zorg of maat,
Van 's morgends vroeg tot 's avonds laat.

In een liedboek voor schoolkinderen, Collection de chants d’école à deux voix van Auguste Bouillon staat een aantal op muziek gezette gedichten uit Van Hasselts Nouvelles Poésies (Brussel 1857). Als voorbeeld Les nuages, waarvan Busken Huet in Het land van Rubens (1881) zegt dat hierin ‘walsch en dietsch elkaar de hand reiken’ (waarmee hij wellicht niet beide talen maar de beroemde ‘Hollandse luchten’ in een Franstalig gedicht bedoeld zal hebben):

Savez-vous, ô blancs nuages,
Qui dans l'air toujours roulez,
Le vrai but de vos voyages?
Savez-vous, ô blancs nuages,
Savez-vous où vous allez?

Voyageurs des lieux sublimes,
Étrangers aux maux humains,
Par les airs, ces grands abîmes,
Voyageurs des lieux sublimes,
Qui vous montre les chemins?

L'homme aussi n'est qu'un nuage,
Il ne brille qu'un matin.
Notre vie est un voyage,
L'homme aussi n'est qu'un nuage
Dont Dieu sait le but lointain.

In vertaling: Kent ge wel, o blanke wolken, / immer door de hemel drijvend, / van uw reis het ware doel? / Weet ge wel, o blanke wolken, / weet ge wel waarheen ge gaat? // Reizigers door sublieme oorden, / onbekend met menselijk wel en wee, / naar onpeilbare dieptes van de hemel, / o reizigers door sublieme oorden, / wie is het die u daarheen leidt? // Ook de mens is als de wolken, / één enkele ochtend schitterend slechts. / Als een reis is ons bestaan, / ook de mens is als de wolken, / zijn bestemming slechts aan God bekend.

Naast zijn betrokkenheid als inspecteur ontpopte Van Hasselt zich niet alleen als pedagoog in praktische zin, maar bekommerde hij zich ook nadrukkelijk om de zedelijke vorming van de schoolkindertjes. Dat blijkt vooral uit zijn Gouden boeksken (1845), een verzameling gedichtjes die in braafheid niet onderdoen voor Hieronymus van Alphens Kleine gedigten voor kinderen. Het is een van de weinige uitgaves voor de jeugd die hij onder zijn eigen naam en alleen in het Nederlands publiceerde. In het voorwoord schrijft hij: ‘De kleine gedichten zijn voor het merendeel geplukt op vreemde grond en ontleend aan Duitse, Engelse, Franse en Zweedse dichters. De andere zijn origineel en van de hand van de auteur. Alle versjes hebben een en hetzelfde doel: het inprenten van religieuze en patriottische gevoelens om zo een bijdrage te leveren aan de vorming van goede en zedelijke burgers.’

De volgende voorbeelden zijn tekenend:

Een braef kind

Een kind, eenvoudig, zonder list,
En met een vroom gemoed,
Dat geerne by zyne ouders is,
En, wat zy zeggen, doet,
Dat leed of smert aen niemand geeft,
Maer steeds in deugd en vrede leeft,
Dat kind is braef en goed.

Een kind, dat, in zyn hert verheugd,
’t Geluk der and’ren ziet,
Dat weinig spreekt en nimmer liegt,
En slechte kinders vliedt,
Dat nooit naer kwaed of ondeugd streeft,
Maer naer Gods wetten doet en leeft,
Dat kind is braef en goed.

Het Vaderland

In Belgenland, in Belgenland,
Daer rypen vruchtb’re velden;
Daer groeien dapp’re helden,
Voor Koning en voor Vaderland,
In Belgenland, in Belgenland.

Volgens van Hasselts biograaf Alvin wordt Het Gouden boeksken door een niet nader genoemde ‘bon juge’ (goede beoordelaar) gekenschetst als ‘morele, religieuze en orthodoxe poëzie, waarmee Vlaams België niets beters heeft voortgebracht om in de handen van kinderen te leggen’. En met deze uitspraak zitten we op één lijn met het aan het begin van dit portret vermelde citaat van J. Blonden ‘Men roemt hem nog als den besten belgischen dichter in de fransche taal vóór de renaissance van 1880’.

Literatuur

Werken van en literatuur over André van Hasselt vindt u onder zijn lemma in de DBNL.

L. Alvin: André van Hasselt, sa vie et ses travaux. Brussel (1877)

Meer literatuurportretten lezen? Klik dan hier.