Ad. Welters, een vergeten verhalenverteller
Ludo Jongen, juli 2019
Op negenjarige leeftijd verhuisde ik met ouders, broertjes en zusje van Maastricht naar Zutphen. De rest van de familie bleef in de hoofdstad van Limburg wonen. Daardoor konden we in schoolvakanties regelmatig naar het zuiden afzakken. Meestal logeerden we bij opa en oma. Opa had een indrukwekkende boekenverzameling, met vele boekjes over Maastricht en Limburg. Als een cerberus bewaakte hij zijn boekenbezit, maar bij zijn afwezigheid liet oma ons rustig grasduinen in al dat fraais. Aan haar heb ik het te danken dat twee van opa’s boekjes zich al decennia lang in mijn bezit bevinden, te weten Legenden van Sint Lambertus en Legenden van de Sterre der Zee. Het zijn schattige kleine uitgaafjes, uitgegeven bij Uitgevers-Maatschappij Gebr. Van Aelst in Maastricht in respectievelijk 1938 en 1940, beide van de hand van de mij - en vele anderen - onbekende priester Ad. Welters.
De Legenden van Sint Lambertus is een verzameling korte, oorspronkelijk uit de Middeleeuwen daterende, levensbeschrijvingen van de voorlaatste bisschop van Maastricht, die leefde in de zevende eeuw. In het woord vooraf geeft de auteur aan waarom hij deze verhalen heeft genoteerd:
De Sint Lambertuskermis is op menige plaats nog in zwang en méér dan 50 kerken eeren hem in ons land als kerkpatroon. Maar bij dit alles, dreigt zijn naam ook bij het huidig geslacht uit te sterven. Hoe weinig kinderen worden nog bij het H. Doopsel genoemd naar dezen bij uitstek Limburgschen Heilige? Ter opwekking daarom ook van zijn vereering, schreven wij dit boekje.
‘De wondere feiten en verhalen vonden wij meest in een XVIIde eeuwsch handschrift, in ons bezit’, licht de schrijver toe. Of dat handschrift nog bestaat en waar het zich thans bevindt, heb ik niet kunnen achterhalen. Het lijkt te gaan om een tot dan toe onbekend handschrift, want Mathias Kemp schrijft in 1947 in zijn Limburgensia over het boekje (dat hij overigens plaatst in 1937) dat er bijzonderheden in staan ‘die we in de bekende levensbeschrijvingen en legenden van dezen geboren Maastrichtenaar nog niet ontmoetten’. En, voegt Kemp toe: ‘Deze legenden werden met piëteit en liefde geschreven, in sobere taal, zoodat ze ook den eenvoudigen lezer kunnen stichten.’
Ad. Welters kan goed vertellen. Ter illustratie drie fragmenten uit de legende van het besneeuwde kruis.
Rond het jaar 675 moet Lambertus noodgedwongen zijn toevlucht zoeken in de benedictijnerabdij van Stavelot:
’t Was in den winter. Het vroor bloemen op de ruiten en buiten sneeuwde het witte vlokken, als veeren zoo groot. Nu en dan gierde de koude noordenwind over de leien daken van kerk en klooster en binnen walmden de olielampen onrustig en wild. Naar gewoonte was men in het klooster reeds vroeg ter ruste gegaan, want te middernacht werden de metten gezongen in de koude kapel.
Lambertus moet midden in de nacht een ‘sanitaire stop’ maken. Per ongeluk valt een sandaal van zijn voet die met veel kabaal op de houten vloer klettert. De abt schrikt wakker en ontstemd beveelt hij de lawaaischopper op de binnenplaats te gaan staan. Na de metten snellen alle monniken naar de verwarmde grote zaal. Dan ontdekt men dat er iemand ontbreekt:
Verschrikt herinnert zich nu de abt wel zeer laat het nachtelijk voorval en zijn hard bevel. Men snelt naar den kloostertuin, waar de sierboomen staan als groote suikerbroden, waar het kruis als met kussens omwonden staat en waar nog altijd een levende gedaante zijn zware boete doet.
De abt biedt zijn excuses aan,
... maar de heilige wil van geen enkele verontschuldiging hooren en dankt den abt voor de gelegenheid die hij hem gegeven heeft, om te mediteeren over het woord van St. Paulus.
Nog een fragment uit de Legenden van de Sterre der Zee. Ten tijde van een bezetting door een vreemde krijgsmacht is het beeld van de Sterre der Zee ondergebracht in een kist in de Minderbroederskerk in de Sint-Pieterstraat in Maastricht. Het beeld wordt echter ontdekt door een soldaat:
Een oogenblik staat de krijgsman in bewondering over deze wonderschoone verschijning en hij huivert van angst op het gezicht van dit veel geliefde beeld. Maar dan komt langzaam zijn ruwe soldatennatuur weer boven, en hij denkt aan het rijke vindersloon. Het bloed stijgt hem naar het hoofd en met een duivelschen haat tegen alles wat katholiek is, heft hij zijn krijgszwaard omhoog om met een zware slag het beeld te onthoofden. Een korte vinnige slag van het scherpe zwaard valt neer op den hals van het genadebeeld zoodat het hoofd terzijde trekt. Zóó blijft, in scheeve houding, het beeld staan, om tot op deze dag getuigenis af te leggen van den wreeden slag van den soldaat. Maar op hetzelfde oogenblik, dat de slag neervalt is het alsof hij op staal geslagen heeft, want de krijgsman schreeuwt het uit van pijn, de sabel valt kletterend uit zijn vuist en zijn arm blijft uitgestrekt staan, als een stok zoo stijf. Dat was zijn verdiende straf.
De verhalen uit de legendebundels zijn kleine juweeltjes van vertelkunst. Overal klinkt de stem van een rasverteller door. Maar wie is in godsnaam Ad. Welters? Ik sla de Geschiedenis van de literatuur in Limburg erop na maar daar tref ik alleen de veel bekendere Henri Welters aan, net als Ad. een schrijver met volkskundige belangstelling. Ik vind nog een Welters, alweer een volkskundig auteur, Frans, die Voeldesche legenden (Voerendaalse legenden) schreef. Mijn speurtocht leidt me naar het Sociaal Historisch Centrum Limburg. Ludo Royakkers, werkzaam op de studiezaal, stuurt me scans van twee artikelen die in april 1958 het licht zagen ter gelegenheid van de zeventigste verjaardag van ‘pastoor Welters’. Op 4 april verscheen in dagblad De Tijd onder de kop ‘Historicus en legende-verteller’ een korte biografie. Op 12 april volgde De Nieuwe Limburger met ‘Priester en historicus’. Met behulp van deze artikelen heb ik een summiere levensschets van pastoor Welters kunnen opstellen en uit De Nieuwe Limburger haal ik de enige portretfoto die ik kan vinden.
Adolf Emiel Hubert Welters werd op 13 april 1888 geboren in Echt, waar zijn vader burgemeester was. Als knaap voelde hij zich aangetrokken tot het priesterschap en in 1903 meldde hij zich op het kleinseminarie te Rolduc. In 1910 ging hij voor zijn priesteropleiding naar het grootseminarie in Roermond. Op 28 maart 1914 werd hij tot priester gewijd en aangesteld als kapelaan van Sint-Pieter-op-de-Berg, toentertijd nog een zelfstandig kerkdorp ten zuiden van Maastricht. Vervolgens was hij kapelaan van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Maastricht, pastoor te Mheer, daarna in Valkenburg waar hij in februari 1970 overleed.
Naast zielzorger was Ad. Welters een bijzonder actief amateurhistoricus en heemkundige. Hij schreef over de geschiedenis van onder andere Echt en Valkenburg, over heiligen en kluizenaars, over heiligenbeelden, kapellen en veldkruisen. Als dichter bezong hij in het dialect de sjoanheid van Limburg en zien sjoan, aoj tradities, zo meldt de Veldekekring van Welters geboorteplaats Echt, waar hij ereburger was. Veel van zijn publicaties werden herdrukt, zoals het Maria-boek De Lieve Vrouwkes van Limburg uit 1941. Het Limburgse verleden bleef hem bezighouden, tot op hoge leeftijd. Zo kwam er in 1968 ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag een bundel uit met studies over zijn woonplaats: Het land van Valkenburg.
Ad. Welters heeft vele mooie verhalen te boek gesteld, maar alleen degene die de antiquariaten en een paar bibliotheken in Limburg bezoekt, zal er nog van kunnen genieten. Zijn naam ontbreekt in de databank ‘Volksverhalen’ van het Meertens Instituut en geen van zijn publicaties is gedigitaliseerd bij de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren. Op één uitzondering na: een anekdote in het dialect van Echt over de Kuus van den Deelgaard, een reus van een kerel die op wel zeer originele wijze de Echter kerstmis inluidt. Het verhaal is opgenomen in de bloemlezing Mosalect en online te lezen.
Heel jammer dat deze pastoor en verhalenverteller in het vergeetboek terecht is gekomen. Hij verdient beter.
Literatuur
- Mathias Kemp in Limburgensia 1947 over de Lambertuslegenden
- Idem over De lieve Vrouwkes van Limburg
- Boekbespreking door A.D. in Roeping 27 (1950-51), p. 619 van Kluizenaars in Limburg. (Ik heb het sterke idee dat ‘A.D.’ Welters zelf is. Hij ondertekent vaker met ‘A.D’, zo blijkt uit het artikel in De Nieuwe Limburger, en de stijl van de recensie is verwant.)
- ‘De Kuus van den Deelgaard’ in Max de Bruin e.a., Mosalect. Bloemlezing uit de Limburgse dialectliteratuur, Veldeke, Heerlen 1976
- Twee gedichten in dialect op de site van de Veldekekring Echt
- Lou Spronck, Ben van Melick en Wiel Kusters (red.), Geschiedenis van de literatuur in Limburg, Vantilt, Nijmegen 2016
Hier vindt u alle literatuurportretten.