Jan Willem Brouwers, een vergeten beroemdheid

Lou Spronck, oktober 2018

De faam van zijn naam is in rook opgegaan. Als pastoor was hij de bouwer van het neogotische kerkgebouw in Bovenkerk aan de Amstel, waarvan het schip op 15 september jongstleden een prooi van de vlammen werd. In de krantenverslagen van de brand werd de naam van de bouwpastoor niet vermeld, wel die van de architect, Brouwers’ vriend Pierre Cuypers. De naam van het Jan Willem Brouwersplein in Amsterdam werd twintig jaar geleden veranderd in Concertgebouwplein. Voor Jan Willem bleef nog slechts een klein stukje straat achter het concertgebouw over, dit tot verdriet van zijn naamgenoot, de auteur Jeroen Brouwers. En toch maakte hij deel uit van het rond 1870 vermaarde ‘Roomsch ABC’: Alberdingk Thijm – Brouwers – Cuypers.

Vondeliaan

Jan Willem Bouwers werd op 1 januari 1831 geboren in Margraten. Zijn moeder stierf toen hij, haar eerstgeborene, twaalf dagen oud was, zijn vader overleed een goed jaar later. Hij groeide op in het gezin van een oom. Een pienter ventje. In 1843 ging hij naar de kostschool Rolduc. Twaalf jaar later werd hij in Roermond priester gewijd en aangesteld als leraar aan het Bisschoppelijk College. Met tomeloos enthousiasme begon hij daar zijn werk als emancipator van het katholieke volksdeel, speciaal op literair-cultureel gebied. Zijn verering voor de dichter Joost van den Vondel bracht hem in contact met Pierre Cuypers en diens zwager Joseph Alberdingk Thijm. Als aankomend dichter leverde hij een franstalige bijdrage aan de bundel waarmee in 1857 de eerste steenlegging gevierd werd van de nieuwe, door Cuypers ontworpen Sint-Martinuskerk in Wyck-Maastricht. Toen Cuypers en Thijm in 1862 besloten om in Roermond feestelijk te herdenken dat Vondel 275 jaar geleden geboren was, mocht Brouwers, ‘jeune et brillant professeur’, de (katholiek geworden) prins der Nederlandse dichters op het schild heffen, – een taak die hem vanwege zijn oratorisch talent zeer wel was toevertrouwd.

Een gedrevene

Zijn faam als dichter en talentvol redenaar, tevens geëngageerd katholiek leraar, leidde in 1863 tot zijn aanstelling als redacteur van het Amsterdamse katholieke dagblad De Tijd. Bij de Thijms was Brouwers van toen af kind aan huis. Ook op zoon Karel (Lodewijk van Deyssel) heeft deze vaste gast indruk gemaakt:

In zijn zwarte priesterklederen, de lage pastoorshoed een weinig naar achteren op het hoofd met lange lokken geplaatst, de vurige donkere ogen hoog voor zich uit gericht, heeft deze Limburger dertig jaren lang door Amsterdams straten gewandeld, het hoofd vol van letterkundige aspiraties en rooms-politieke plannen.

Rust en bezonkenheid waren hem vreemd. August Flament (opvolger van Jos Habets als rijksarchivaris) merkte daarover op:

Het is alsof hij nooit aan de ‘storm- en drangperiode’ ontworsteld is: hem ontbreekt die klassieke kalmte, of hoe men die eigenschap ook noemen wil, zelfs voor een volbloed romanticus onmisbaar.

Maar na deze kritische noot stelde hij met waardering vast dat Brouwers het als zijn levensdoel en levenstaak zag om anderen te ontvonken voor wat hij waar edel en schoon achtte, en dat steeds vol actualiteit, en dat zich daaruit het oratorisch karakter van bijna al zijn geschriften liet verklaren.
Een opmerking die hout snijdt. Want Brouwers’ redenaarstalent en gedrevenheid, die hem tot een gelauwerd spreker maakten, in binnen- en buitenland, kleurden ook zijn poëzie, die door haar overtrokken-retorisch karakter voor ons ongenietbaar geworden is. Uit cultuurhistorisch oogpunt is Brouwers een boeiend fenomeen, maar als literator is hij gedateerd. Meer retor dan spreker, eer dichterlijk dan dichter.

Strijdbaar en tolerant

Als redacteur van De Tijd kon Brouwers aan zijn engagement met het cultureel-politieke leven ruimschoots uiting geven. Zo pleitte hij bijvoorbeeld voor revisie van de geschiedschrijving van de Tachtigjarige Oorlog, waarin zowel de rol van de Oranjes als van de katholieken volgens hem onjuist beoordeeld was: die van de Oranjes overdreven positief, die van de katholieken onvoldoende gewaardeerd. In polemieken met zijn protestantse landgenoten maakte Brouwers van zijn hart geen moordkuil. Toch werd hem zijn ongenuanceerde heftigheid door zijn tegenstanders niet echt kwalijk genomen. Hij was een strijdbaar katholiek, maar tegelijk tolerant en ruimdenkend, een gul gastheer, die gelijkgezinden en andersdenkenden royaal liet delen in de goede gaven van zijn keuken en kelder.

Ultramontaan en vaderlander

In de jaren 1860 conflicteerde het Italiaanse eenheidsstreven met het voortbestaan van de kerkelijke staat. In die strijd verdedigde Brouwers in vlammende betogen de rechten van paus Pius IX en bezong hij de moed van de zoeaven die Zijne Heiligheid te hulp snelden. Al in 1860 had hij zich tot de pauselijke gezant in Den Haag gericht met een poëem Le Limbourg à Pie IX, waaruit ik in vertaling het volgende citeer:

O, zeg aan paus Pius IX, zeg Hem dat in Limburg
alle harten voor hem slechts één liefdeszang hebben; (...)
zeg Hem: de jonge mannen staan gereed om, mocht het uur slaan,
hun bloed en leven te geven, (...)
zeg Hem, Monseigneur, dat zijn Limburgse zonen
één zijn van ziel en van hart,
dat het volk en de priesters (...)
iedere dag voor de glorie van Rome eenzelfde gebed herhalen. (...)
Rome, waaraan wij ons hartenbloed wijden;
Rome, onze lijfspreuk en strijdkreet (...).
Wij nemen hemel en aarde tot getuige:
bij leven en dood behoren wij de Heilige Vader toe.!
[Nous prenons à témoin et le Ciel et la terre;
A la vie, à la mort, nous sommes au Saint-Père!]

Wie zou het een protestant kwalijk nemen dat hij enige achterdocht koesterde jegens zo’n katholieke dweper? Toch vormde Brouwers’ pausgezindheid geen gevaar voor de Nederlandse samenleving, want behalve gezworen ultramontaan - de autoriteit in geloofszaken zetelt ‘over de bergen’ (in Rome) - toonde hij zich een fier vaderlander, die in het buitenland de lof zong van de vrijheden die de verschillende gezindten in Nederland genoten.

Pastoor

In 1872 werd Jan Willem Brouwers benoemd tot pastoor in Bovenkerk aan de Amstel. Een krachtige veertiger, die ook buiten zijn parochie van zich deed spreken. Maar thuis, in zijn eigen kerk en pastorie, was hij een toonbeeld van eenvoud en soberheid, om bij zich voordoende gelegenheden ruimhartig uit te pakken, als hij in zijn woning zijn gasten van vele gezindten mocht verwelkomen.
Op 3 maart 1893, tijdens een korte vakantie in Maastricht bij zijn vriend, rijksarchivaris Jos Habets, is hij plotseling overleden: een schok voor katholiek Nederland, een gevoelig verlies voor zijn vele niet-katholieke vrienden in Amsterdam en de Randstad. ‘Pastoor Brouwers was ondanks zijn geestelijk ambt allereerst een man van het publieke leven, hartstochtelijk journalist en vurig congresredenaar, met een zuidelijke gloed, die zijn hoorders soms bizar scheen’. Aldus een karakteristiek in De Telegraaf.

Etiket sigarenbandje Leo XIII
Mythevorming

Toen Pius IX, de paus van het onfeilbaarheidsdogma, in 1878 was opgevolgd door Leo XIII, werd deze niet minder door Jan Willem Brouwers vereerd en bezongen. Die pausgezindheid heeft naamgenoot Jeroen Brouwers verleid tot een amusante vertelling over zijn verscheiden. Hij begint met de mededeling dat Jan Willem een broer van zijn overgrootvader was (wat niet juist kan zijn omdat Jan Willem enig kind was). Verzonnen is ook de scène, waarin enkele hoge bezoekers voor het laatst het glas met de stervende heffen. Fake is eveneens de brief, voorzien van de datum 14 Maart 1893, van zijn (gefingeerde) tante Cato aan zijn (gefingeerde) overgrootvader. Daarin beschrijft zij (met de pen van Jeroen) hoe onthutst ze was toen ze bij het wassen van het dode lichaam van haar broer ‘ene zijner laatste snaaksheden’ ontdekte ‘rondom datgene dat het kenmerk des mans is’. Jan Willem ‘had zich aldaar getooid met een sigareband van het merk Leo XIII’.
Mythevorming kan bijdragen aan naamsbekendheid. Als dat het effect is van Jeroen Brouwers’ snaaksheden, ben ik hem dankbaar. Want Jan Willem Brouwers verdient meer dan enkel een grafmonument op het kerkhof bij de Sint Urbanuskerk in Bovenkerk aan de Amstel.

Literatuur

  • Limburgportaal DBNL: teksten van en over Jan Willem Brouwers.
  • Geschiedenis van de literatuur in Limburg, Maastricht-Nijmegen 2016, vooral p. 226 en 279-282. Zie ook op p. 701 de noten 172-174 met literatuuropgave.
  • B.t.B., In memoriam J.W. Brouwers, pastoor te Bovenkerk, Gulpen 1899 (met herinneringen van tijdgenoten en een tiental gedichten van Brouwers).
  • Jeroen Brouwers, Alles is iets. Dagboekbladen en brieven. Feuilletons lente 1998, Zutendaal, Amsterdam/Antwerpen 1998.

Hier vindt u alle literatuurportretten.