Herman Steijlen: zwerflust als schrijfmotor

Adri Gorissen, maart 2022

Herman Steijlen


Vóór alles is de Blerickse journalist en schrijver Herman Steijlen (1910-1944) een avonturier. Zo blijkt niet alleen uit zijn reisverslagen, maar ook uit hoe zijn vrienden hem kenschetsen. Oud-Vrij Nederland hoofdredacteur Mathieu Smedts noemt hem in Een weerbarstig katholiek, zijn memoires uit 1966, een eeuwige optimist. Smedts is in de jaren net voor de Tweede Wereldoorlog enige tijd bevriend met de Blerickenaar. Hij beschrijft hem als iemand die ‘vele jongensboeken’ had geschreven, waaraan hij soms ‘wel 250 gulden’ verdiende. Met zoveel geld op zak is Steijlen dan altijd enige tijd weg, herinnert de voormalige journalist zich. ‘Hij wilde steeds naar de Griekse eilanden om konijnen te fokken, wat hem naar zijn diepe overtuiging een behoorlijk fortuin zou opleveren. Hij kwam echter nooit verder dan Luik en kwam dan wel met een nieuw boek, maar even berooid als anders terug.’ Zijn beste vriend, de eveneens uit Blerick afkomstige journalist Mathieu Berden (1909-1986), beschrijft hem op soortgelijke wijze. Eens per jaar overvalt Steijlen een niet te stillen onrust, en dan moet hij weg, ver weg. Berden gaat dan vaak mee, want ook hij heeft last van die ongedurigheid. Meestal neemt zijn vriend hem dan op sleeptouw, want hij is ‘zeer sterk in het maken van fantastische plannen. Dat overvalt hem plotseling als een zonnesteek en ik heb steeds maar heel weinig nodig om mij tot de uitvoering van zulk een plan te laten overhalen’. Het zijn plannen die ‘ieder nuchter mensch krankzinnig zou hebben gevonden’, maar die in de meeste gevallen gewoon slagen.

Zelf schrijft Steijlen aan de vooravond van een fietstocht naar Rusland op 11 april 1934 in de Nieuwe Venlosche Courant over een mysterieuze macht die hem in de greep heeft: ‘Zijne majesteit de Zwerflust’. Aan die zwerflust is een belangrijk part van zijn oeuvre te danken. Het bestaat uit tien toneelstukken, drie kinderboeken, drie lange in krantenafleveringen gepubliceerde reisreportages, een revue en een aantal in tijdschriften geplaatste (reis)verhalen.

Die productie komt tot stand tussen 1930 en 1940, het decennium waarin Steijlen een groot deel van Europa, Noord-Afrika en het Midden-Oosten doorkruist. Zonder twijfel zijn de reisreportages het interessantste en belangrijkste deel ervan, want daarin laat hij zich het meest kennen. Niet alleen als journalist of schrijver, maar ook als romanticus en vrijheidszoeker.

Herman Steijlen wordt op 7 augustus 1910 in Blerick geboren en bezoekt daar de lagere school. Op het Venlose Sint-Thomascollege behaalt hij zijn gymnasiumdiploma en aansluitend doorloopt hij de kweekschool in Blerick. Hij staat vervolgens enkele jaren voor de klas in de Blerickse Sint-Lambertusschool en is er erg geliefd bij zijn leerlingen, die hem de ‘vertelmeester’ noemen. Zijn vaak lange afwezigheid vanwege zijn reizen maakt echter dat hij moet stoppen als leerkracht. Gezien zijn onrust zal hij dat niet erg hebben gevonden.

Reisjournalist

Het avontuur trekt Herman Steijlen al vroeg. In oktober 1932, hij is dan 22 jaar oud, begint hij aan zijn eerste grote reportagereis, die hem in Zuid-Europa, Noord-Afrika en Palestina brengt. De Roermondse krant De Nieuwe Koerier drukt zijn verslagen af. Op de een of andere manier heeft hij de redactie, die hem bij de lezers als ‘jongschrijver’ introduceert, weten te overtuigen van zijn schrijfcapaciteiten. Zijn Langs blinde wegen getitelde reportageserie staat tussen begin december 1932 en begin januari 1934 in het blad.

Hij gaat overigens niet alleen op reis. Op 31 oktober 1932 trekt hij samen met de Nijmeegse fotograaf Frits Otto en de eveneens uit Nijmegen afkomstige Robert Nanning per fiets de wereld in. Het einddoel van hun in Venlo begonnen tocht is Palestina. Voorspoedig gaat de reis niet, want bij de Oostenrijkse grens moeten ze vanwege torenhoge invoerrechten hun fietsen laten staan. Daarna ontstaat geldgebrek omdat de uit Nederland opgestuurde geldwissels nergens aankomen. Zijn twee medereizigers haken één voor één af en Steijlen moet vanaf Rome alleen verder.

Het in zijn uppie en zonder geld reizen lijkt hem niet te deren. Hij verdient de kost met karweitjes en komt via Sicilië en Libië in Egypte terecht. Vanwege zijn chronisch geldgebrek trekt hij vooral met arme sloebers op. Dat blijkt uit zijn reportages, waarin nauwelijks iets te vinden is over toeristische attracties maar des te meer over de onderkant van de samenleving. Hij beschrijft zijn bestaan als zwerver - want daarin is de reiziger inmiddels veranderd – in een terloopse en ironische stijl, met veel humor en zelfspot. Eind maart 1933 bereikt Herman Steijlen Palestina, vanwaar hij in april terugreist naar Nederland.

Eenmaal thuis in Blerick krijgt de reiskoorts hem al snel weer te pakken. In april 1934 vertrekt hij opnieuw. Dit keer wil hij samen met zijn broer Cor per fiets naar Rusland, ondanks het feit dat het communistische land hun de inreispapieren heeft geweigerd. Hij belicht zijn avonturen nu zowel in De Nieuwe Koerier als in de Nieuwe Venlosche Courant, het Overijsselsch Dagblad en de Nieuwe Tilburgsche Courant. Aanvankelijk gaat de reis voorspoedig. Pas in Joegoslavië beginnen de moeilijkheden met andermaal niet aankomende geldwissels en torenhoge invoerrechten voor de fietsen. Er is maar één oplossing: broer Cor moet naar huis.

Opnieuw gaat Herman alleen verder en er volgen weer verwikkelingen. Zo raakt hij in het plaatsje Nisch verzeild in een twistgesprek over Servische kunst en de politieke verhoudingen in de dan nog jonge staat Joegoslavië. Het gevolg is dat hij in de cel belandt en hem een gevangenisstraf van zes maanden wacht. Na enkele dagen wordt de straf hem kwijtgescholden, als hij het land maar zo snel mogelijk verlaat. Ondanks alle moeilijkheden meldt hij zijn familie dat hij het mooiste baantje heeft dat er te vinden is: zwerver. Dat hij Rusland niet bereikt, maakt hem maar weinig uit.

Steijlen (rechts) en Berden bij hun vertrek naar Libië
Steijlen (rechts) en Berden bij hun vertrek naar Libië.

De derde grote reis begint op 29 juni 1937. Samen met zijn beste vriend, de eveneens uit Blerick afkomstige journalist Mathieu Berden, vertrekt hij die dag vanaf het bedrijfsgebouw van de Venlose rijwiel- en motorfietsfabriek Jac. Franssen & Zoon naar Libië. Ze maken de tocht op door de firma ter beschikking gestelde motorfietsen. Beiden schrijven ze over de reis. Berden in de Nieuwe Venlosche Courant en Steijlen in de Nieuwe Koerier en de Nieuwe Tilburgsche Courant.

Kampement van de twee in Libië; foto rechts: Steijlen (staand rechts) bij zijn motor
Kampement van de twee in Libië; foto rechts: Steijlen (staand rechts) bij zijn motor.


Eenmaal in Libië willen ze met hun motorfietsen de woestijn in, hoewel de autoriteiten hun daarvoor geen toestemming geven. Ze gaan toch. Vijftig kilometer buiten Tripoli lijkt het land in brand te staan, een oase biedt verlichting. Vervolgens komen ze in een zandstorm terecht waaruit ze door de woestijnpolitie moeten worden gered. Maar de twee geven niet op, ze trekken nu met een vrachtauto de woestijn in en bereiken uiteindelijk de Toearegstad Ghat. Vandaar gaat het richting huis, waar ze op 15 december 1937 aankomen. Mathieu Berden schrijft later het boek Journaal van een woestijnreiziger (1943) over hun tocht. Het zou mooi zijn geweest als ook Steijlens stukken in een boek waren gebundeld, maar daar is het nooit van gekomen. Jammer, want het zijn avontuurlijke, vermakelijke en boeiende reisverslagen.

In het Witte land


Jeugdboekenschrijver

Een man als Herman Steijlen, zo veel is nu wel duidelijk, kan geen andere dan avonturenboeken schrijven. Vreemd genoeg spelen de avonturen in zijn jeugdromans zich niet af in de landen die hij heeft bezocht, maar in nog exotischer oorden. Er zijn drie jeugdboeken van hem bekend: Het testament van Schreiend Hart (1937), In het witte land (1939) en Tijgerhaai (1948, postuum). Het eerste is in China gesitueerd, het tweede en derde in het hoge noorden van Amerika bij de Eskimo’s en indianen.

Mogelijk heeft hij nog meer voor de jeugd geschreven, want Mathieu Smedts meldt in zijn memoires dat Herman al voor 1937 enkele titels op zijn naam heeft staan. Die zijn echter niet te vinden, wellicht gaat het om onuitgegeven manuscripten. De drie gepubliceerde boeken zijn geschreven met veel kennis van zaken over de gebieden waar ze spelen en de volken en dieren die er leven. Steijlen heeft gedegen research gedaan voor hij zich aan het schrijven zette. Ze hebben daarbij een nogal katholieke inslag, want uiteindelijk wordt altijd wel een heiden gedoopt of tot het christendom bekeerd.

Van verdere drijfveren voor het schrijven van deze jeugdromans weten we niets: er zijn geen interviews met Steijlen bekend, recensies zijn niet te achterhalen.

Toneelauteur

Buiten de jeugdboeken schrijft Herman Steijlen een tiental toneelwerken en een dialectrevue. Hij was zelf acteur, wellicht heeft dat hem geïnspireerd tot het schrijven van het genre. Hij was in 1936 lid van het regionaal bekende ‘Piet Vink’s Toneelgezelschap’ waar hij dragende rollen speelde in het blijspel De Kribbenbijter en het drama De deserteur. De Limburger Koerier noemde hem in een recensie van De Kribbenbijter ‘een nieuwe ster aan de toneelhemel’.

Van Steijlens eigen werken is niet meer bekend dan de titel en het jaar waarin de stukken voor het eerst zijn opgevoerd. Zo zijn er de blijspelen Een reiziger in delicate kwesties, opgevoerd in 1937, De firma Avezaath en de Keizer (1938), Drie vrouwen en een oplichter (1938) en De hoofdprijs (1942). Ook zijn er het romantische spel Stormschade (1937), het detectivespel Misdadig vernuft (1937), de revue Lachend door ’t laeve (1937) en het drama Oorlogsgeheimen (1938). De werken die opgevoerd zijn in 1937 en 1938 moeten welhaast eerder zijn geschreven, want in de tweede helft van 1937 is Steijlen op reis.

Waarschijnlijk is het drama Oorlogsgeheimen zijn belangrijkste stuk. Het speelt zich af in Duitsland, vlak voor de Eerste Wereldoorlog. Hoofdpersoon is de jonge schrijver Erich Müller die een grote oorlog voorspelt. Zijn boodschap is echter aan dovemans oren gericht, zijn broer Heinrich betitelt hem zelfs als landverrader. Als de oorlog daadwerkelijk uitbreekt moet Heinrich de loopgraven in, hij eindigt in een militair hospitaal. Steijlen waarschuwt met dit drama in 1938 voor de Tweede Wereldoorlog, en treedt daarmee in de voetsporen van Erich Müller.

Dood

In mei 1940 raakt Nederland betrokken in de Tweede Wereldoorlog, die een eind maakt aan het avontuurlijke en succesvolle bestaan van Herman Steijlen. Voor reisverslagen, jeugdboeken en toneelstukken is weinig belangstelling. De Blerickenaar voorziet in zijn levensonderhoud met een bibliotheek aan huis en een bedrijfje dat cijferdozen voor kinderen en kantoorstempels verkoopt. Al blijft hij evengoed doorschrijven, zo doet het postume verschijnen van zijn laatste jeugdboek vermoeden.

Dan, op zondag 29 oktober 1944, is er een bombardement op de Maasbruggen tussen Venlo en Blerick. De geallieerde bommen vernielen de bruggen niet, maar wel flink wat huizen in het centrum van Blerick. Herman zit in zijn ouderlijk huis aan de Eerste Lambertusstraat op de keldertrap een sigaret te rollen als een bom inslaat. De auteur van Oorlogsgeheimen is – cynischer kan het niet – op slag dood.

Literatuur

Mathieu Berden, Journaal van een woestijnreiziger. Dwars door Libye. Eindhoven, 1948

Adri Gorissen, ‘Dwars door Libië. De reis van Mathieu Berden en Herman Steijlen in 1937.’ In: Jaarboek Buun nr. 4, 2003, p. 182-196

Adri Gorissen, ‘Avonturier en schrijver Herman Steijlen.’ In: Jaarboek Buun nr. 14, 2013, p. 197-207

Dit literatuurportret is een verkorte en herziene versie van een biografisch artikel van Adri Gorissen over Herman Steijlen in het Venlose jaarboek Buun 14, 2013.

Meer literatuurportretten lezen? Klik dan hier.