Tussen twee vuren (Maaslandse Monografieën 38)
In de laatste week van juli 1944 wist het Amerikaanse leger de Duitse omsingeling in Normandië te doorbreken. De maand Augustus bracht hen grote successen en begin september kon het uiterste zuiden van de provincie Limburg nog net meeprofiteren van de snelle opmars, maar al spoedig kwam hier een einde aan. De provincie Limburg werd weldra het toneel van een hevige confrontatie tussen twee machtige legers.
Voor de burgerbevolking, woonachtig op de oostelijke Maasoever, brak een periode van zware beproevingen aan. Moesten de mannen vanaf september onder dwang verdedigingsstellingen aan de Maas aanleggen, in november werd dit te gevaarlijk en moest iedereen noodgedwongen het leven in muffe en overvolle kelders voortzetten. Het gebied raakte volledig geïsoleerd.
Uit vrees voor een geallieerde oversteek van de Maas in Noord- en Midden-Limburg had de Duitse legerleiding belangrijke versterkingen op de oostelijke Maasoever laten aanvoeren. Binnen het kader van dit defensief concept pasten geen tienduizenden burgers. Zij moesten uit de eerste frontlijn verdwijnen, zo oordeelde men aan Duitse zijde. Het nog aanwezige burgerlijke en kerkelijke gezag verzette zich hevig tegen de gedachte aan evacuatie. Zij meenden dat het onverantwoord was de mensen midden in de barre winter, terwijl het openbaar vervoer ontregeld was of zelfs niet meer bestond, dwars door Duitsland af te voeren. Veel burgers waren bang zij onder voorwendsel van evacuatie naar Noord-Nederland feitelijke naar Oost-Europe zouden worden afgevoerd. In kringen van het verzet werd gepleit voor het wegvoeren der burgers door de linies naar bevrijd gebied. Door al die verwikkelingen, alsmede de ontwikkelingen aan het front in West-Europa, werd de evacuatie geruime tijd uitgesteld, waardoor de problemen voor de bevolking steeds groter werden. In een groot aantal uiterst hachelijke treintransporten evacueerden vele tienduizenden Limburgers gedurende de maanden januari en februari 1945 dwars door de Nederrijnse Laagvlakte in Duitsland naar Groningen, Friesland en Drenthe, waar hen een warm onthaal wachtte.
De laatste Limburgers vertrokken tegen het einde van februari. Enkele dagen later, op 1 maart 1945, werd de oostelijke Maasoever bevrijd. Van terugkeer naar Limburg kon voorlopig nog geen sprake zijn, omdat Noord-Nederland pas in de loop van april 1945 werd bevrijd en het geallieerd verkeer onder geen voorwaarde hinder mocht ondervinden van de terugkerende vluchtelingen.
De auteur bespreekt de ervaringen van de geëvacueerden en diegenen, die hen onderdak verleenden, uitvoerig. In het algemeen waren deze ervaringen positief. Tal van problemen werden opgevangen door de bisschop van Roermond en zijn staf, die mee naar het noorden waren getrokken. De gastgevers deden veel moeite om de Limburgers gelegenheid te geven tot regelmatige godsdienstige en culturele samenkomsten, waardoor de onderlinge band behouden bleef. Na de bevrijding van Noord-Limburg werden heel wat evacuées onrustig. Zij wilden terug naar hun huizen en bedrijven. Hoewel niet alle hieruit voortvloeiende spanningen konden worden opgevangen zijn toch talrijke langdurige vriendschappen ontstaan tussen de evacuées en hun verzorgers, die in een aantal gevallen tot op de huidige dag voortduren.
Voor meer informatie, zie http://www.shclimburg.nl/maasl...
Hier vindt u tevens een overzicht van alle edities van de Maaslandse Monografieën én kunt u edities bestellen.
A.P.M. Cammaert
1983
90-232-2016-1 geb.
Assen